De gemeente Den Haag heeft de ambitie om binnen vijf jaar de wachttijd voor een woonwagenstandplaats te verkorten tot het niveau van een sociale huurwoning. Dit staat vermeld in de nieuwe Nota Haags Woonwagenbeleid 2024, die het college van B&W naar de gemeenteraad heeft gestuurd.
Momenteel beschikt Den Haag over 233 standplaatsen verdeeld over 11 locaties, een aantal dat sinds 2009 ongewijzigd is gebleven. Een woonbehoefteonderzoek uit 2020 toonde aan dat er behoefte is aan ongeveer 80 aanvullende standplaatsen. In 2025 zal dit onderzoek worden herhaald om het exacte aantal benodigde plaatsen te bepalen.
Wethouder Martijn Balster erkent dat de stad jarenlang tekort is geschoten ten opzichte van de woonwagengemeenschap. Hij benadrukt dat het tijd is om concrete stappen te zetten en het vertrouwen te herstellen. De afgelopen jaren is er landelijk meer erkenning gekomen voor de woonwagencultuur, onder meer door de plaatsing op de UNESCO-erfgoedlijst in 2014 en uitspraken van de Nationale Ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens.
Op 29 mei 2024 bepaalde de rechtbank in Den Haag dat de gemeente de wachttijd voor een woonwagenstandplaats binnen vijf jaar vergelijkbaar moet maken met die voor een sociale huurwoning. Het nieuwe beleid richt zich dan ook op uitbreiding van het aantal standplaatsen tot circa 80 plekken.
De gemeente wil daarbij zorgen voor voldoende variatie in het woningaanbod, inclusief sociale huur- en koopstandplaatsen. Alle huurstandplaatsen en huurwoonwagens zullen onder verantwoordelijkheid van woningcorporaties komen te vallen. Nieuwe toewijzingscriteria zullen rekening houden met afstamming om het samenleven in familieverband te bevorderen.
Als eerste stappen zijn recent al 24 nieuwe plaatsen gerealiseerd aan de Henri Faasdreef en is een plan vastgesteld voor uitbreiding van de locatie Isabellaland met 8 standplaatsen. In de komende periode zullen meer voorstellen volgen voor nieuwe locaties en uitbreiding van bestaande woonwagenlocaties.
Balster erkent de uitdaging gezien de woningschaarste in Den Haag, maar benadrukt dat de woonwagengemeenschap recht heeft op adequate huisvesting. De komende jaren zal de gemeente nauw samenwerken met woonwagenbewoners, woningcorporaties en regiogemeenten om deze doelstellingen te verwezenlijken.