Een gepensioneerde loods krijgt geen extra voorbereidingstijd voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. De rechtbank Rotterdam heeft dit bepaald in een kort geding. De loods had het Beroepspensioenfonds Loodsen voor de rechter gedaagd omdat hij drie maanden voorbereidingstijd wilde in plaats van één maand.
De gepensioneerde wilde meer tijd om de gevolgen van de overgang, ook wel 'invaren' genoemd, te kunnen overzien. Het pensioenfonds plant deze overgang op 1 januari 2025. Begin december ontving de loods een prognose waaruit bleek dat zijn pensioen met 8 procent zou stijgen. Volgens het fonds is één maand voldoende tijd om deze informatie te beoordelen.
De rechtbank oordeelt dat hoewel een maand kort is, dit niet betekent dat de termijn onredelijk is. Dit sluit aan bij het standpunt van zowel de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als de Autoriteit Financiële Markten, die een maand als voldoende beschouwen.
Doorslaggevend in het vonnis is de belangenafweging. Uitstel voor één deelnemer zou betekenen dat het pensioenfonds dit ook aan alle andere deelnemers moet verlenen. Dit zou niet alleen de toegezegde pensioenverhogingen vertragen, maar ook aanzienlijke kosten met zich meebrengen. Het fonds schat deze kosten op honderdduizenden euro's, mogelijk meer. Als relatief klein pensioenfonds zouden deze kosten indirect door alle deelnemers en gepensioneerden gedragen moeten worden.
De rechter concludeert dat het individuele belang van de loods om meer tijd te krijgen voor het controleren van zijn prognose niet opweegt tegen de collectieve nadelen van uitstel voor het gehele pensioenfonds.