Het programma Slimmer Organiseren in het Rotterdamse basisonderwijs laat voorzichtig positieve resultaten zien. Sinds de start in 2020 is het verschil in onderwijsprestaties tussen Rotterdam en vergelijkbare steden kleiner geworden, blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit. De onderzoekers vergeleken de prestaties van Rotterdamse leerlingen met die van leerlingen in Tilburg, Eindhoven en Groningen. Ze keken daarbij naar de eindtoetsscores en schooladviezen. Hoewel Rotterdamse leerlingen nog steeds iets lager scoren, is de achterstand verminderd.
Het onderzoek laat zien dat leerkrachten positief zijn over de nieuwe werkwijze. Ze ervaren meer steun van collega's en hebben meer plezier in hun werk. De aanwezigheid van extra personeel in de klas, zoals vakleerkrachten en onderwijsassistenten, zorgt voor meer aandacht voor individuele leerlingen. Een opvallend resultaat is het lagere ziekteverzuim onder leerkrachten op scholen die meedoen aan het programma. Dit komt volgens de onderzoekers door betere onderlinge samenwerking en meer flexibiliteit in het werk.
De scholen passen verschillende maatregelen toe. Sommige kiezen voor grotere klassen met meerdere leerkrachten, andere zetten vakdocenten in voor specifieke vakken. Ook is er een school die experimenteert met een alternatieve invulling van de vijfde schooldag. "Niet elke maatregel past bij elke school", benadrukt een van de onderzoekers. "Het is belangrijk dat scholen zelf kunnen kiezen welke aanpak het beste aansluit bij hun visie en leerlingen."
Voor verdere verbetering zijn volgens het rapport extra financiële middelen nodig. Ook pleiten de onderzoekers voor meer aandacht voor de begeleiding van startende leerkrachten en sterkere betrokkenheid van ouders. Het programma Slimmer Organiseren is onderdeel van een bredere aanpak om het Rotterdamse basisonderwijs te versterken. De gemeente en schoolbesturen willen hiermee het lerarentekort aanpakken en de onderwijskwaliteit verbeteren.