De rechtbank in Rotterdam heeft een 56-jarige man vrijgesproken van doxing, de praktijk waarbij persoonlijke gegevens zonder toestemming worden verspreid met de intentie om iemand te schaden. De man werd ervan beschuldigd gegevens van een officier van justitie en diens broer op het sociale netwerk X (voorheen Twitter) te hebben gedeeld, maar de rechter oordeelde dat er geen sprake is van strafbaar handelen.
De kern van de zaak lag in het tijdstip waarop de berichten waren geplaatst. De verdachte had de gegevens vóór 1 januari 2024, de datum waarop doxing strafbaar werd gesteld, gedeeld. Hoewel de berichten na die datum niet werden verwijderd, zag de rechtbank dit niet als een voortzetting van het verspreiden van de gegevens. Het Openbaar Ministerie (OM) stelde dat het laten staan van de berichten ook na de invoering van de wet beschouwd moest worden als een strafbare handeling. Volgens de aanklager had de verdachte de intentie om de slachtoffers te intimideren en hun werk te bemoeilijken.
De rechtbank ging hier niet in mee en benadrukte dat het nalaten om berichten te verwijderen wezenlijk verschilt van actief verspreiden. Het enkele feit dat de berichten online bleven staan, was onvoldoende bewijs om aan te tonen dat de verdachte na het plaatsen nog steeds de intentie had om schade te berokkenen. Bovendien ontbrak aanvullend bewijs voor deze intentie. Om die reden werd de verdachte vrijgesproken.
Doxing, zoals vastgelegd in artikel 285d van het Wetboek van Strafrecht, is sinds begin dit jaar strafbaar in Nederland. Het doel van de wet is om slachtoffers te beschermen tegen intimidatie en andere vormen van schade door het ongeoorloofd delen van persoonlijke gegevens. In deze zaak concludeerde de rechter echter dat de gedragingen van de verdachte niet binnen de kaders van deze wet vielen.