Carnaval en Rotterdam. Het blijft een ongemakkelijk huwelijk, een beetje zoals een chique wijnproeverij in een shoarmatent. Het is niet dat Rotterdammers niet van een feestje houden – integendeel. We hebben tenslotte het Zomercarnaval, de Koningsdag op de Binnenrotte en iedere willekeurige vrijdagavond in Delfshaven. Maar dát carnaval, dat zuidelijke met polonaises en boerenkielen? Daar kijken we in 010 toch wat ongemakkelijk naar.
Laten we eerlijk zijn: een Rotterdammer trekt liever een vuilniszak aan dan een prinsenpak. En de gemiddelde Maasstad-bewoner die zingend over straat gaat, doet dat óf met een Feyenoord-overwinning óf omdat-ie z’n enkel stootte tegen een onhandig geplaatste verkeerspaal. Carnaval, met al z’n georganiseerde vrolijkheid, dat past gewoon niet bij de Rotterdamse inborst. Hier houden we meer van ongeorganiseerd vermaak met een beetje rauwe rand.
Toch wringt het. Want waarom zouden alleen die Brabanders en Limburgers recht hebben op een paar dagen collectieve gekte? Wat maakt dat Tilburg wel een dag lang in een bananenpak door de stad mag kruipen, terwijl wij hier netjes op tijd bij de tram moeten staan omdat de RET anders “oplaadpauze” heeft? Dat is toch onrecht op volksniveau!
De stad die zich na de oorlog uit het puin omhoog werkte, verdient ook een moment van totale losgeslagen vrijheid. Geen bescheiden biertje aan de bar, maar liters bier uit de Hofpleinfontein. Geen ingetogen “doe maar normaal”, maar een verklede stoet dwars door de Koopgoot. Alleen al het idee van een polonaise over de Erasmusbrug, met bouwvakkers, studenten en oud-matrozen die elkaars schouders vastpakken, maakt me gelukkig.
En laten we eerlijk zijn, wij hebben er juist de perfecte infrastructuur voor. Nergens is er zoveel brede stoep, lege bouwput of spontaan omgeleid fietspad als in Rotterdam. Polonaise langs de werkzaamheden op de Coolsingel? Goud! Confettiregen uit de top van de Euromast? Doen! En een carnavalswagen vol Rotterdammers die hun huurverhoging komen bezingen? Dat is pas volksvermaak.
Maar helaas. Het blijft een droom. Rotterdam en carnaval, het is een soort onbeantwoorde liefde. We kijken ernaar, we lachen erom, maar meedoen? Nee joh, doe normaal. Hier geen Prins Carnaval, hooguit de koning van de sloopkogel. Geen polonaise, maar hooguit een rij voor de patatzaak. En dat is misschien wel het grootste onrecht van allemaal. Want zeg nou zelf: als er één stad is die af en toe een ongeremde uitspatting verdient, is het wel Rotterdam.
Tot die tijd houden we het hier op een halve carnavalservaring: een biertje in de hand, een klagende meeuw boven je hoofd en de altijd aanwezige kans dat de hele stoet vastloopt op een opengebroken straat. Maar ach, ook dat is Rotterdam op z’n best.
Alaaf? Nee, houdoe en bedankt. Maar mocht iemand ooit de moed hebben om hier écht een carnavalsfeest te starten, dan sta ik vooraan. Met een banaanpak. Want zelfs Rotterdammers hebben af en toe recht op totale gekte.