Het moet ergens in de jaren zestig geweest zijn. Ik – een kleine Ronald Dam, zes jaar jong, met oren als satellietschotels en schaafplekken als knieën – liep voor het eerst het Cinerama binnen. Hand in hand met opa en oma, die nog dachten dat “breedbeeld” iets te maken had met hun nieuwe Philips-tv van 40 kilo. De Westblaak rook naar uitlaatgassen, vers asfalt en grootstedelijke hoop. Maar binnen rook het naar magie. En naar popcorn waar je vullingen spontaan van uit je mond sprongen.
De zaal... een soort kathedraal voor ongelovige Thomassen. Met een scherm zo groot dat ik dacht dat ik de film per ongeluk ín zou vallen. “This is Cinerama!” bulderde de stem bij de opening, en ik hield m’n oma’s hand nog steviger vast – deels uit ontzag, deels omdat ik dacht dat het misschien een attractie was zoals bij de kermis, maar dan zonder gordels.
Ik weet nog dat we “How the West Was Won” zagen. Nou, mijn aandacht werd vooral gewonnen door het feit dat ik mijn benen niet bij de grond kreeg en voortdurend wiebelde als een gestrand strandbeest. Opa knikkerde me een zuurtje toe – een strategische zet, want met zo’n zuurtje in je mond is het lastig om vragen te stellen als: “Is die cowboy echt dood?”
En nu, Rotterdam anno 2025. Cinerama, dat prachtige erfstuk, dreigt te verdwijnen. Niet omdat het dak lekt of de stoelen kraken (wat ze doen, maar dat is charmant), maar omdat een projectontwikkelaar het woord ‘cinema’ blijkbaar alleen nog kent van zijn Netflix-abonnement.
De gemeente zegt: “We vinden het belangrijk, maar we kunnen niks doen.” Dat is hetzelfde als zeggen dat je hond verdronken is, maar je vond het een hele goede hond. Ondertussen staan VolkerWessels en consorten te popelen om er weer een zoveelste woonblok neer te zetten waar je voor een studio met uitzicht op een muur een nier moet verkopen.
Lieve Rotterdammers, moeten we dan straks met onze kleinkinderen naar de bios in Zoetermeer? Of erger: naar Pathé De Kuip, waar de popcorn meer kost dan het maandloon van mijn opa in 1962?
Nee. Cinerama is een tijdmachine. Een levende herinnering aan toen bioscopen nog magie ademde en niet naar multiplex-bioscopengeur, XL-zitplaatsen en kersenhouten bekerhouders (van plastic).
Dus kom op. Laten we herrie maken. Actie voeren. Desnoods ketenen we ons vast aan de voordeur, met een zak zuurtjes in de hand en een spandoek waarop staat: “Red Cinerama – hier bungelde ik voor het eerst met mijn benen.”
En wie weet… als we genoeg kabaal maken, dan horen ze het zelfs tot in die geluidsdichte VIP-lounges van de projectontwikkelaars.