Ken je dat gevoel? Dat je midden in je keuken staat, de pan voor je neus borrelt, en je denkt: "Dit wordt een meesterwerk." En dan, met de precisie van een meesterkok, voeg je de ingrediënten toe, roerend alsof je in een Italiaanse trattoria staat. Tot het moment dat je je realiseert dat het enige waar je pan aan doet denken een opgeblazen koppakking is – compleet met bijbehorende rokende motor. Een typisch avontuur voor mij, maar dan in de keuken.
Laat me je vertellen over mijn vriendin Truus, een rasechte Rotterdamse die al haar hele leven op Zuid woont. Truus is niet alleen goed in babbelen over de buren, ze staat ook bekend om haar kookkunsten. Nou ja, 'kunsten' is misschien een groot woord. De keuken van Truus lijkt meer op een slagveld waar kookpannen komen om te sterven. Alles wat ze aanraakt verandert in een culinair equivalent van de Erasmusbrug: indrukwekkend om te zien, maar levensgevaarlijk als je het probeert te oversteken.
Truus houdt van stamppot, een gerecht dat bij haar geen liefdevolle hand krijgt, maar een flink pak rammel met een pollepel. En toch, elke keer als ik op de thee kom, krijg ik een bord voor mijn neus dat ze zelfverzekerd presenteert met de woorden: "Hier, vers gemaakt!" Ik zeg altijd dat ik haar creaties bewonder zoals ik naar de verbouwingen in Rotterdam kijk – met verbijstering en een beetje angst.
De laatste keer dat ik bij haar was, had ze het plan opgevat om iets nieuws te proberen. "Een Griekse moussaka," zei ze. "Helemaal hip tegenwoordig, net zoals die torenhoge woontorens die ze hier neerplempen." Ik slikte, wetende dat dit avontuur weleens een ramp kon worden. Terwijl Truus als een ware keukenarchitect aan de slag ging, kon ik alleen maar toekijken hoe dit Griekse gerecht werd ontleed en gereanimeerd met zoveel kaassaus dat zelfs de Maas er moeite mee zou hebben gehad.
Het duurde niet lang voordat ik me realiseerde dat dit avontuur meer weg had van een gestrande vakantie op een Grieks eiland, compleet met rokende ovens en een pan die het net als die oude Fiat Panda van een paar weken terug ineens begaf. “Kaputt,” zou Kostas, de Griekse monteur, hebben gezegd.
En toen kwam het moment suprême: de moussaka op het bord. Ik nam een hap, of althans, ik probeerde het. Want wat ze had gemaakt, was geen moussaka. Het was een culinair monument van Rotterdamse creativiteit, opgehouden door lijm van Griekse oorsprong. Maar ach, zoals altijd gaf ik haar een knikje en een glimlach, net zoals je doet als je weer een nieuwe bouwput op de Coolsingel tegenkomt. Je weet dat het nooit echt afkomt, maar je waardeert de poging.
Zo gaat het in Rotterdam. Van kleuters op Fatbikes tot ovens die spontaan de geest geven – we improviseren, lachen, en gaan door. Zelfs als we er een zooitje van maken, blijven we trots op onze stad én onze kookkunsten. Want, zeg nu zelf, wat is Rotterdam zonder een beetje rook uit de keuken?