Het is weer zover. Valentijnsdag. De dag waarop bloemenwinkels overuren draaien, chocolatiers hun voorraad sneller zien slinken dan de gemeentebegroting, en de liefde in Rotterdam wordt gevierd met de tederheid van een sloopkogel op een bouwplaats.
In deze stad van doeners en doorpakkers, is romantiek natuurlijk een beetje anders. Hier geen zwijmelende koppeltjes onder de Euromast, geen gondels die zachtjes dobberen op de Maas (daar zorgt de watertaxi wel voor), maar gewoon liefde zoals het bedoeld is: rauw, direct en recht voor z’n raap.
Ik loop over de Lijnbaan en zie hoe een jongeman, strak in z’n trainingspak, met een bos rozen staat te wachten. Niet op de liefde van zijn leven, maar op een date die blijkbaar nog even een kapsalon naar binnen moet werken. “Zeg schiet op, joh! Mijn bloemen verwelken sneller dan m’n geduld!” roept hij tegen z’n telefoon.
Even verderop, bij de Koopgoot, probeert een ouder echtpaar elkaar liefdevol de roltrap op te helpen. Het lukt maar half, en meneer dreigt achterover te kieperen. “Nou lekker romantisch dit!” moppert hij. Mevrouw rolt met haar ogen. “Zolang je nog kan vallen, leef je nog, ouwe.”
Rotterdam en romantiek zijn als een haring met slagroom: niet per se een match made in heaven, maar op de een of andere manier werkt het. Hier geen langdradige serenades onder een balkon. Nee, een Rotterdams liefdesverklaring klinkt meer als: “Heb je nou nog steeds geen nieuwe band om je fiets gelegd? Straks lig je weer op je giechel, sufferd.” Liefde zit ‘m tenslotte in de kleine dingen.
In een snackbar op de West-Kruiskade bestelt een jongen zenuwachtig twee Turkse pizza’s. Hij kijkt steeds op zijn telefoon, waarschijnlijk wachtend op een appje van zijn date. Dan, met een zucht, gooit hij z’n telefoon op tafel en begint alleen te eten. Lijkt erop dat zijn Valentijnsplan een vroege dood is gestorven. De eigenaar van de tent, een man met een grote snor en nog grotere handen, klapt hem op de schouder: “Niet getreurd, jongen. Volgend jaar beter. Hier, extra knoflooksaus. Zoenen zat er toch al niet meer in.”
De zon gaat langzaam onder achter de Euromast. Een stelletje zit op een bankje aan de Maas, kijkend naar de skyline. Hij steekt onhandig een sigaret op, zij leunt tegen hem aan. “Mooi hé,” zegt ze zacht. Hij knikt. “Net een ansichtkaart.” Ze lacht. “Doe normaal, man. Een ansichtkaart? Het is gewoon Rotterdam.”
En daar zit het hem nou net in. Geen tierelantijntjes, geen opsmuk. Gewoon liefde zoals het hoort te zijn. Recht uit het hart. Recht uit Rotterdam.