Met de verkiezingen van oktober 2025 in zicht is het debat over abortus opnieuw opgelaaid. Verschillende politieke partijen willen dat abortus uit het Wetboek van Strafrecht wordt gehaald en voortaan als onderdeel van reguliere gezondheidszorg wordt beschouwd. Een ander deel van de politiek is daar juist tegen.
Abortus is in Nederland al sinds de negentiende eeuw strafrechtelijk verankerd. Voor de invoering van het Wetboek van Strafrecht in 1886 was abortus al strafbaar. Na 1886 gold abortus als misdrijf tegen het leven. Zowel de vrouw die de abortus veroorzaakte of met haar toestemming deed veroorzaken als de aborteur waren strafbaar. Vervolgingen en veroordelingen waren echter zeer uitzonderlijk.
In 1984 trad de Wet afbreking zwangerschap in werking. Deze wet bracht een bijzondere strafuitsluitingsgrond aan: een arts die een abortus uitvoert binnen een vergunninghoudende kliniek of een ziekenhuis en zich aan de wettelijke voorwaarden houdt, is niet strafbaar. Ook de vrouw is niet meer strafbaar. De wet regelt onder welke voorwaarden abortus mag worden uitgevoerd. Abortus blijft echter strafrechtelijk ingebed.
Voorstanders van decriminalisering wijzen op het stigma dat van het strafrecht uitgaat. Abortus staat nu letterlijk tussen misdrijven als diefstal en mishandeling. Daardoor zou de wetgeving impliciet suggereren dat abortus iets is dat 'eigenlijk niet mag'. Bovendien belemmert de plaats van abortus in het Wetboek van Strafrecht verdere ontwikkeling van de abortuszorg, omdat elke aanpassing via een langdurig politiek proces moet verlopen.
Martin Buijsen, hoogleraar Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, ziet wel alternatieven voor het huidige systeem. Hij wijst op de Wet bijzondere medische verrichtingen. Als abortus wordt aangewezen als bijzondere medische verrichting, dan kunnen de huidige abortusklinieken en ziekenhuizen die nu met een vergunning werkzaam zijn verder met een vergunning onder deze wet. Bijzondere medische verrichtingen zijn niet strafrechtelijk maar bestuursrechtelijk ingebed.
Tegenstanders stellen dat de huidige abortuswetgeving het resultaat is van decennialang politiek en maatschappelijk debat. Artikel 296 uit het Wetboek van Strafrecht heeft een duidelijke beschermingsfunctie: het richt zich op onbevoegde of gedwongen abortussen. De Wet afbreking zwangerschap functioneert goed volgens evaluaties. De wet bereikt haar doel: vrouwen hebben toegang tot veilige abortuszorg, terwijl de zorgvuldigheid van de medische behandeling wordt gewaarborgd.