Museum Rotterdam heeft sinds 20 december een kleine tijdelijke presentatie aan de Coolhaven geopend, waar geliefde, bekende en onbekende stukken uit de collectie een podium krijgen. Hier verkent het museum, samen met bezoekers, de mogelijkheden voor het nieuwe stadsmuseum. Daarbij wordt met een frisse blik gekeken naar de collectie en haar betekenis voor de stad. Het startschot wordt gegeven met het geliefde poppenhuis van de gebroeders Bisschop in een nieuw jasje, dat tot het voorjaar van 2025 gratis te bewonderen is. Daarna maakt het plaats voor een ander markant object uit de collectie.
Tussen 1954 en 1957 liet Petra Beydals, destijds directeur van Museum Rotterdam, een historisch poppenhuis vervaardigen. Het poppenhuis toont het luxe pand aan de Leuvehaven waar de broers Jan en Pieter Bisschop in de 18e eeuw hun verzamelingen onderbrachten. Voor generaties Rotterdammers was een bezoek aan Museum Rotterdam onlosmakelijk verbonden met een stop bij het poppenhuis van Bisschop. Dit markante object is uitgegroeid tot een ware publiekslieveling, vaak in één adem genoemd met het museum zelf.
De kleine tijdelijke presentatie biedt het poppenhuis nu een eigentijds podium. De herinterpretatie van de originele interieurs worden gepresenteerd in een modern en doorzichtig ‘glazen huis’, waardoor bezoekers met een frisse blik kunnen kijken. Wat valt er nu te ontdekken? Welke verhalen schuilen er achter de kamers? Hoe vergaarden de broers hun fortuin? Wat weten we over hun personeel? En misschien nog belangrijker: hoe kijken we vandaag de dag naar hun levensstijl en woonruimte? Met deze tijdelijke presentatie stelt Museum Rotterdam nieuwe vragen aan een vertrouwd object, en nodigt bezoekers uit om de historische collectie op een verrassende manier opnieuw te beleven.
Voor Léontine Meijer-van Mensch, directeur-bestuurder van Museum Rotterdam, is de presentatie van het poppenhuis een waardevolle stap ter verkenning van een toekomstig stadsmuseum: "Toen ik directeur van Museum Rotterdam werd, realiseerde ik me al snel dat één van mijn eerste projecten iets te maken moest hebben met het poppenhuis van Bisschop, omdat zoveel mensen mij hierover aanspraken. Het is dan ook bijzonder om dit beroemde poppenhuis nu in een nieuw jasje te presenteren als start van mijn periode bij het museum."
Wie goed kijkt, ontdekt dat het poppenhuis enkele verrassende nieuwe objecten bevat die oorspronkelijk niet in het historische interieur thuishoren, maar juist aansluiten op de actualiteit. Zo staat in het souterrain een miniatuurversie van een kunstwerk van Kamiel Verschuren uit de collectie. Dit werk gemaakt voor de woonopstand van 2021 vormt een tijdloos protest tegen ‘wonen op stand’.
Voor kinderen is er een speciale activiteit ontwikkeld rondom het poppenhuis en de verhalen. Tijdens deze activiteit kunnen zij hun creativiteit de vrije loop laten door zelf een miniversie van het poppenhuis te knutselen. Met behulp van een kijkwijzer ontdekken ze de verhalen achter het poppenhuis, terwijl vragen hen prikkelen om na te denken over wat ze zien. Hoe zien de thema’s uit het poppenhuis eruit in hun eigen huis en leven? Op speelse wijze reflecteren kinderen zo op actuele onderwerpen zoals rijkdom, het koloniale verleden en wooncultuur.
De herinterpretatie van het poppenhuis is het eerste object dat gepresenteerd wordt aan de Coolhaven. In het voorjaar van 2025 maakt het plaats voor een ander stuk uit de collectie van Museum Rotterdam, dat meer dan 110.000 objecten omvat en het verleden, heden en de toekomst van de stad weerspiegelt. Met deze kleine tijdelijke presentatie verkent Museum Rotterdam wat een toekomstig stadsmuseum kan zijn. Door verschillende stukken uit de collectie te tonen, experimenteert het museum met nieuwe manieren om het erfgoed van Rotterdam tot leven te brengen en een dialoog met de stad en haar inwoners aan te gaan.
De tijdelijke presentatie is gratis te bezoeken, een uitnodiging om alvast een voorproefje van het toekomstige stadsmuseum te ervaren. Bezoekers kunnen aansluitend Museum Rotterdam '40-'45 NU aan de Coolhaven bezoeken tegen reguliere entreeprijzen.
Bron: Inez Smit
