De afgelopen jaren is burgerparticipatie steeds belangrijker geworden voor overheden en gemeenten, waaronder Rotterdam. Burgers worden aangemoedigd om mee te denken over hun eigen wijk, maar niet iedereen voelt zich even betrokken of uitgenodigd om deel te nemen. Dit probleem wordt nu aangepakt door maatwerk toe te passen in participatieprocessen, een aanpak die onderzoekers van de Erasmus Universiteit, Vivian Visser, Roos Keller en Mike Holleman, inspireerde om te onderzoeken hoe dit maatwerk in Rotterdam precies werkt. Hun project, "One Size Does Not Fit All," richt zich op de dynamiek van participatie op maat en hoe dit eerlijker en inclusiever kan worden.
Uit hun onderzoek blijkt dat vooral burgers uit lagere sociaaleconomische klassen minder deelnemen aan participatieprocessen. Vaak wordt gedacht dat dit komt door een gebrek aan tijd of middelen, maar Vivian Visser toont in haar proefschrift aan dat er meer aan de hand is. Gebrek aan vertrouwen in overheidsinstellingen, afkeer van bureaucratische processen en gevoelens van minderwaardigheid spelen ook een rol. De onderzoekers zien daarom de noodzaak van participatie op maat, waarbij processen beter worden afgestemd op de behoeften van deze burgers.
In plaats van burgers te laten aanpassen aan de participatiemodellen, willen de onderzoekers juist dat ambtenaren en hun werkwijzen zich aanpassen aan de leefwerelden van burgers. Ze richten zich daarbij op wijken in Rotterdam, zoals Kralingen en Carnisse, waar ze team- en wijkvergaderingen bijwonen. Hoewel ze ook met bewoners praten om inzicht te krijgen in hun ervaringen, ligt de nadruk op het gedrag van ambtenaren.
Tijdens hun onderzoek ontdekten ze dat de gemeente al op veel manieren probeert om maatwerk toe te passen in participatie. Zo was er een bijeenkomst waarin een ambtenaar twee presentaties had voorbereid: één met technocratische details en één die meer openstond voor de inbreng van bewoners. Op basis van wie hij verwachtte op de bijeenkomst te zien, koos hij voor de presentatie die het beste paste. Deze aanpak laat zien dat maatwerk soms al gebeurt, maar vaak ad-hoc en op basis van persoonlijke inschattingen. Dit kan positieve effecten hebben, maar ook leiden tot onbewuste vooroordelen en stereotypering, zoals het idee dat sommige groepen burgers enkel willen deelnemen door bijvoorbeeld eten te verzorgen.
De onderzoekers willen deze impliciete kennis, die ambtenaren gebruiken om burgers in te delen, expliciet maken. Zo kunnen ze helpen om het participatieproces systematischer en eerlijker te maken. Door stereotypen en vooroordelen te verminderen, willen ze ervoor zorgen dat iedereen, ongeacht achtergrond, zinvol kan deelnemen aan participatieprocessen.
Het uiteindelijke doel van het project is om een eerlijker en inclusiever kader te creëren voor maatwerkparticipatie in wijken als Kralingen en Carnisse. Dit zou vervolgens ook in andere wijken en steden gebruikt kunnen worden. Momenteel werken de onderzoekers aan een interventie, zoals een workshop, waarmee ambtenaren kunnen reflecteren op hun keuzes en de redenen waarom ze bepaalde groepen burgers anders benaderen. Daarnaast willen ze in een vervolgproject de rol van emoties in participatieprocessen verder onderzoeken, met oog op de impact hiervan op sociale ongelijkheid.