In woonzorgcentrum Humanitas Deventer wonen sinds 2012 studenten samen met ouderen. Het initiatief, dat begon met één student, groeide uit tot een internationaal voorbeeld van intergenerationeel samenleven. Studenten krijgen er gratis woonruimte in ruil voor hun inzet als ‘goede buur’, waarbij ze zich minimaal dertig uur per maand inzetten voor sociale interactie met bewoners. Van samen eten tot technische hulp, het idee is simpel: jongeren brengen leven in het huis, ouderen bieden wijsheid en gezelschap. Toch blijft dit model, hoe succesvol ook, slechts één van de mogelijke manieren om generaties te verbinden.
Rotterdam kiest voor een andere benadering. Judith van den Dool, programmamanager Informele Zorg bij Stichting Humanitas Rotterdam, benadrukt dat zij geen studenten laten inwonen. Niet omdat ze niet geloven in generatiemenging, maar omdat ze hun focus breder leggen. “Onze doelgroep is veel diverser,” legt ze uit. “We richten ons niet alleen op ouderen, maar ook op GGZ-cliënten, mensen met hiv, sekswerkers. Mensen die vaak in de marge van de samenleving leven, en die we juist weer centraal willen stellen.”
Humanitas Rotterdam ziet de aankomende vergrijzingsgolf als aanleiding om het zorgmodel fundamenteel te herzien. “We zullen het niet meer redden met alleen formele zorg,” zegt Judith. “Maar het gaat ons niet om het vullen van gaten in personeelsbestanden. Wat wij doen is een fundamenteel andere benadering: relaties centraal stellen.” Het menselijk bestaan draait volgens haar om verbondenheid. Mensen gedijen niet in een systeem waarin zorg alleen fysiek en functioneel is. “Je kunt beter een keertje minder warm eten, maar wel samen aan tafel zitten, dan dagelijks perfect verzorgd worden maar in eenzaamheid.”
Dat gedachtegoed komt voort uit een humanistische visie die bij Humanitas diepgeworteld is. Wie daar woont of zorg ontvangt, moet zichzelf kunnen blijven – zelfs als dat betekent dat iemand kampt met verslaving of hiv. Judith: “We wijzen niemand af. We zien mensen als mens, ook in hun kwetsbaarheid. Dat is waar wij ons in onderscheiden.” Terwijl andere instellingen mogelijk selectiever omgaan met wie ze opnemen, stelt Humanitas Rotterdam inclusie centraal – zonder voorwaarden vooraf.
Wat Rotterdam en Deventer wel delen, is het streven naar nieuwe verbindingen tussen zorginstellingen en de maatschappij. In Deventer gebeurt dat via studenten die letterlijk een plek krijgen in het gebouw. In Rotterdam wordt gekeken hoe bewoners actief deel kunnen blijven uitmaken van hun wijk. Judith vertelt over een nieuwe subsidieaanvraag bij ZonMw (financieringsorganisatie voor innovatie en onderzoek in de gezondheidszorg). “Samen met de VU en Hogeschool Rotterdam willen we onderzoek doen naar hoe je de wijk kunt betrekken bij het zorgcentrum, en andersom. Hoe krijgen we onze kwetsbare groepen naar buiten, en hoe halen we de omgeving naar binnen?” Een initiatief dat niet alleen wetenschappelijk wordt onderzocht, maar ook direct in de praktijk wordt gebracht.
Toch is het verschil in aanpak niet slechts een kwestie van voorkeur. Humanitas Deventer is een zelfstandige organisatie, net als Humanitas Rotterdam. Beide dragen weliswaar de naam Humanitas, maar vallen niet onder een gezamenlijke koepel. Dat verklaart ook waarom het studentenproject niet simpelweg is overgenomen in andere steden. Iedere locatie kijkt naar de eigen context, behoeften en doelgroep.
Toch sluit Judith niet uit dat studenten in de toekomst ook in Rotterdam een rol gaan spelen. “Het is een mooie win-winsituatie,” zegt ze. “Maar het moet wel passen binnen een groter verhaal. Bij ons gaat het niet alleen om jongeren inzetten vanwege personeelstekort, maar om het herstellen van relaties in de samenleving. Daarbinnen kunnen jongeren een belangrijke rol spelen.”
“Ik denk dat we de samenleving veel schade aandoen als we blijven vasthouden aan het toekomstbeeld waarin ouderen in hun eentje thuis zitten of weggestopt zijn in onderbezette verzorgingshuizen, los van de samenleving. Niemand wil zo eindigen, en niemand zou zo hóéven eindigen als we het anders aanpakken. Dat toekomstbeeld – waarin je als mens minder waard lijkt zodra je kwetsbaar wordt – schaadt niet alleen individuen, maar ons als samenleving. Als socioloog zie ik hoe essentieel het is dat mensen zich gezien voelen, ook in hun laatste levensfase. We moeten een samenleving bouwen waarin iedereen blijft meetellen, tot het einde toe.”