In een rustige straat in Rotterdam-Zuid woont de 74-jarige Marian al ruim veertig jaar in haar eengezinswoning. Het huis, met drie slaapkamers en een tuin, was ooit de perfecte plek om haar kinderen groot te brengen. Nu is het vooral leegte. “Ik gebruik de bovenverdieping niet eens meer,” zegt ze terwijl ze een kop thee inschenkt. “Maar een andere woning? Vergeet het maar. Die zijn er gewoon niet.”
Marian is niet de enige oudere die vastzit in een te groot huis. In heel Nederland hebben senioren gemiddeld meer woonruimte dan jongere generaties. Maar doorstromen naar een kleinere, levensloopbestendige woning is in de praktijk vaak onmogelijk. “Ik zou morgen nog willen verhuizen naar een appartement met een lift, dichtbij winkels en zorg. Alleen bestaan die woningen hier bijna niet. En de paar die er zijn, zijn onbetaalbaar.”
Volgens onderzoek van Pointer, dat begin dit jaar werd uitgezonden, ligt het probleem bij het gebrek aan financiële prikkels voor projectontwikkelaars. Gemeenten stellen zelden eisen voor seniorenwoningen en commerciële partijen bouwen liever woningen met hogere marges. “Ik ben op een leeftijd dat ik denk: geef mijn huis maar aan een jong gezin. Maar dan moet ik wél iets terugkrijgen. Nu voel ik me gevangen.”
Marian is actief op woningwebsites, heeft zich ingeschreven bij verschillende wooncorporaties en volgt projecten zoals Knarrenhof op de voet. “Maar bij elk project sta je achteraan. Tien jaar wachttijd is geen uitzondering. En particuliere huur begint vaak pas bij 1100 euro per maand. Dat trek ik niet met alleen AOW en een klein pensioen.”
Het gevolg is stilstand op de woningmarkt. Hoogleraar Marja Elsinga van de TU Delft stelt in de Pointer-reportage dat de verhuizing van één oudere vaak een hele keten van verhuizingen op gang kan brengen. “Als ik mijn huis achterlaat, komt er ruimte voor een gezin. Dat gezin laat misschien een appartement achter voor een starter. Maar ik ben het eerste dominosteentje, en ik kan niet vallen.”
Ze heeft het geprobeerd met alternatieve woonvormen, zoals gemeenschappelijke woonprojecten. “Samen met wat vriendinnen hebben we een plan uitgewerkt. We wilden samen iets kleins beginnen, met gedeelde voorzieningen. Maar ook daar liep het vast: de locatie was niet geschikt, of de grondprijs was veel te hoog. Op papier is er veel mogelijk, maar in de praktijk stuiten we overal op muren.”
Zelfs het idee om te huren in de vrije sector vindt ze beangstigend. “Ik moet kunnen blijven wonen waar ik naartoe verhuis. Als de huur ineens stijgt of als het gebouw verkocht wordt, heb ik geen poot om op te staan. Ik wil zekerheid in plaats van avontuur.”
In Rotterdam zijn er initiatieven om het woningtekort onder ouderen aan te pakken. Zo wordt woongebouw Klapwiek in Prinsenland uitgebreid met een extra woonlaag, wat 44 extra seniorenwoningen oplevert. Daarnaast is er het project Simeon & Anna aan de Strevelsweg, met 137 woningen, waarvan 130 met zorg en 7 zelfstandige woningen. Ondanks deze inspanningen blijft het aanbod achter bij de groeiende vraag. “Ik hoor over die projecten,” zegt Marian, “maar de kans dat ik daar terecht kan, is minimaal. De wachtlijsten zijn enorm.”
Ondertussen doet Marian wat ze kan om haar woning leefbaar te houden. Ze laat het tuinhek nog even schilderen, en overweegt een traplift. “Maar dat voelt als berusting. Alsof ik het heb opgegeven.” Haar blik dwaalt af naar de lege slaapkamers boven. “Ik zou willen verhuizen. Echt. Maar zelfs als ik mijn huis weggeef, heb ik geen plek om naar toe te gaan.”
Marian is een gefingeerde naam en staat voor alle Rotterdamse ouderen die het niet lukt om een seniorenwoning te vinden.
Foto: Artist Impression van de opgetopte woningen van De Klapwiek.