Ouderen met een lichte verpleeghuisindicatie wonen steeds vaker thuis. Het aandeel ouderen met zorgprofiel VV4 dat in een verpleeghuis verblijft, daalde van 75 procent in 2015 naar 46 procent in 2023. Dat blijkt uit de Resultaatmonitor van het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO), dat loopt tot juli 2025.
Deze trend past bij het beleid om ouderen langer zelfstandig te laten wonen, in hun eigen omgeving. Sinds de start van WOZO drie jaar geleden is de verpleeghuiscapaciteit bevroren, waardoor alleen de meest kwetsbare ouderen nog in aanmerking komen voor opname. Mensen met een lichtere indicatie ontvangen zorg steeds vaker thuis, via het modulair pakket thuis (MPT) of volledig pakket thuis (VPT).
Het aantal ouderen met een Wlz-indicatie steeg tegelijkertijd wel flink: van 62.500 in 2015 naar bijna 104.000 in 2024. Vooral de zwaarste zorgprofielen groeiden, zoals VV6 (intensieve verzorging) en VV7 (dementiezorg). Het aantal ouderen met VV4 daalde vanaf 2022 versneld tot 25.950 in 2024.
Voor VV4 geldt sinds 2024 het principe 'thuis, tenzij'. Daardoor ontstaan meer woonzorgvormen buiten het verpleeghuis, maar de keuzevrijheid voor ouderen blijft vooralsnog beperkt. In het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg is afgesproken dat verpleeghuiszorg thuis eenvoudiger moet worden geregeld.
Deze verschuiving legt extra druk op toezichthouders NZa en IGJ, die waarschuwen voor zorgkwaliteitsverschillen en een hogere belasting voor mantelzorgers. In het verpleeghuis zelf wonen nu vooral ouderen met zware indicaties. Zo heeft 95 procent van de ouderen met VV7 en 80 procent met VV8 nog altijd een plek in een verpleeghuis. Bij VV5 en VV6 daalde dat aandeel de afgelopen jaren zichtbaar.