Rotterdam steekt 277,8 miljoen euro in de renovatie van museum Boijmans van Beuningen. Goed beseffen: al dat geld gaat naar een gebouw. Daarom heb ik tegen gestemd.
Niet alleen omdat het museum twaalf jaar buiten gebruik zal zijn, maar ook omdat deze renovatie steeds nieuwe gebreken en risico’s blootlegt en omdat uit de stukken blijkt dat de exploitatie niet aantoonbaar sluitend is. En dát was nu juist een keiharde randvoorwaarde.
Berenschot laat zien dat de exploitatie al een tekort kent van zo’n 6,5 ton euro en dit tekort is nog mooier voorgesteld dan het is. Zet je alles in hetzelfde prijspeil, ook de ticketprijzen, dan kom je zelfs bijna 1,5 miljoen euro tekort. En dat is een structureel tekort, dat je niet kunt wegpoetsen met goede bedoelingen.
En wat stelt het museum voor als maatregelen meer fondsenwerving, meer zakelijke partnerships en extra bezuinigingen? Allemaal zo zacht als boter. Ook daar is Berenschot eerlijk over: zelfs als die maatregelen lukken blijft de exploitatiebandbreedte van €500.000 negatief tot €150.000 positief.
Met andere woorden: het museum gaat structureel met verlies draaien. Daarbovenop leunt de begroting ook nog eens op een fors bezoekersscenario: 450.000 bezoekers voor het museum waar dat nooit meer dan 250.000 bezoekers kwamen. En 100.000 extra voor het depot. Een verdubbeling aan bezoekers dus.
Ambitie is prima, maar een exploitatie mag toch niet afhankelijk zijn van luchtfietserij?
Als het tegenvalt, is het risico voor de gemeente. Berenschot heeft het zelfs over het terugdraaien van een eerdere subsidiekorting van 400.000 euro. Dus de gemeente is wéér de klos. En dat is geen sluitende exploitatie, dat is een bodemloze put.
in Rotterdam draaien we elke cent om voor zorg en welzijn. Dakloosheid, handhaving, schoon en heel, armoedebestrijding – te vaak is het antwoord: geen geld. Maar inzake een gebouw accepteren we wél enorme bedragen, wél aannames en wél risico’s. Dat vind ik bestuurlijk onverantwoord en moreel zeer verwerpelijk.