Op de kade langs de Maas staat een monument. Geen pompeus gedenkteken, geen nationalistische borstklopperij, maar een ingetogen eerbetoon aan een van de meest verzwegen drama’s uit onze stadsgeschiedenis: de razzia van 1944. Bijna 50.000 Rotterdamse en Schiedamse mannen tussen de 17 en 40 jaar werden op 10 en 11 november uit hun huizen gesleurd. Velen keerden nooit terug. Velen zijn vergeten. En dus moest het monument er komen.
En ja, hulde aan de initiatiefnemers, want het was geen gemeentelijk idee. Geen commissie, geen beleid, geen protocol. Het kwam uit de stad zelf. Van mensen met hart, geheugen en doorzettingsvermogen. En dat raakt me.
Wat mij nog meer raakt, is de ongemakkelijke stilte vanuit het Rotterdamse stadsbestuur. Natuurlijk gaat de burgemeester naar de herdenking. Maar ik was bijna het enige raadslid aanwezig. Er worden bloemen gelegd. Er komt een tweet. Maar structurele ondersteuning? Ho maar. Geen bodes, geen begeleiding, geen protocol. Terwijl voor 4 mei en 14 mei het hele ambtelijke apparaat in de hoogste stand schiet, blijft de razziaherdenking vooral een particulier initiatief. Alsof deze gebeurtenis minder telt. Alsof het leed selectief is. Alsof rouw geprioriteerd moet worden.
Wat zegt dat over onze herinneringscultuur?
We vergeten snel. We rangschikken ons collectieve geheugen naar politieke windrichtingen. En dus is het nodig om het college daar hardop vragen over te stellen. Waarom wordt deze herdenking niet op gelijke voet behandeld met andere grote oorlogsherdenkingen? Waarom is er geen structurele subsidie, geen duidelijke ambtelijke ondersteuning, geen gemeentelijk plan?
Het is niet alleen een kwestie van eerherstel. Het is ook een kwestie van rechtvaardigheid. Want deze razzia maakte duizenden gezinnen kapot. Het leidde tot onderdrukking, tot honger, tot trauma’s die tot op de dag van vandaag worden doorgegeven. Als je dan als stad beweert dat je inclusieve herinnering nastreeft, dan hoort deze zwarte bladzijde niet in de marge thuis. Dan hoort zij in het hart van ons herdenkingsbeleid.
Het is wrang dat juist burgers het geheugen van onze stad moeten bewaken, terwijl het stadsbestuur zich verschuilt achter traditie en kalender. Daarom stel ik: voeg de razziaherdenking per direct toe aan de officiële herdenkingscyclus. Zorg voor ondersteuning, communicatie, vertegenwoordiging en budget. Want zolang de gemeente zwijgt, is het monument aan de Maas niet alleen een eerbetoon, het is ook een aanklacht.
De stad die haar doden vergeet, verraadt haar levenden.
– Ellen Verkoelen is fractievoorzitter van de Jongere Ouderen Unie (JOU, Lijst Verkoelen) in de gemeenteraad van Rotterdam.