Rotterdam is de stad waar je trots op moet zijn, maar het liever even uitstelt tot morgen. Niet omdat er niks moois is – integendeel – maar omdat we als echte Rotterdammers nou eenmaal liever mopperen op het heden dan opscheppen over het verleden. Of de toekomst. Of wat dan ook.
We voelen ons eerder Rotterdammer dan Nederlander. Want wat hebben we hier allemaal niet? Een skyline die iedere New Yorker doet twijfelen of hij z’n paspoort wel nodig had. Bruggen met bijnamen – want alleen in Rotterdam wordt staal persoonlijk. “De Zwaan”, jawel. Geen stad waar je het verkeer over een sierlijk beest kunt sturen en dat als volkomen normaal wordt gezien. In Amsterdam hebben ze grachten met schuitjes, bij ons varen containerschepen dwars door het centrum alsof het niks is. Dáár liggen fietsen aan kettingen. Bij ons ketenen we ze aan het leven met GPS-trackers, camera’s en een flinke portie hoop.
En dan hebben we nog de mensen. Geen poeha, geen franje, maar recht voor z’n raap. De enige stad waar je begroet wordt met “Wat mot je?” en dat als een warme omhelzing voelt. Waar de bakker je een bestelling brengt voor je weet dat je er trek in had. Waar zelfs de wind tegen je schreeuwt: "Loop door, je hebt niks te zoeken hier – behalve dan je bestemming."
We hebben Feyenoord, waar je ondanks alle sportieve ellende met opgeheven hoofd over praat. Want winnen is leuk, maar verliezen met karakter is pas écht Rotterdams. We hebben de Markthal, waar toeristen foto’s nemen van groenten alsof ze kunst zijn. En de Koopgoot: een architectonisch meesterwerk van neerwaartse mobiliteit opgetuigd in een oude Koude Oorlog bunker.
Maar goed, zeg nou zelf: trots zijn is toch ook een beetje verdacht. Zodra iemand zegt “Wat een mooie stad hè?”, voelen wij de onbedwingbare drang om te antwoorden met: “Ja, maar wacht maar tot je naar Zuid moet.” Of: “Ja, behalve dan die wind op de brug.” Of: “Ja, maar de gemeente hè… die maakt álles kapot.”
We zijn geboren azijnzeikers, jazeker. Maar onder dat zure laagje zit een kern van hardcore liefde. Liefde voor beton, dat blijft staan. Voor veerkracht die iedere stadsvernieuwing overleeft. Voor buurten die misschien veranderen, maar nooit verdwijnen.
Dus ja, we zijn trots. Maar wel met tegenzin. En alleen als het moet. En eigenlijk liever in stilte. Maar stiekem… zijn we de meest trotse stad van Nederland.
Zeg het niet verder. We hebben al genoeg bezoekers.