Er is iets magisch aan op een terras zitten in Rotterdam. Je bestelt een kopje koffie en krijgt er gratis een portie straattheater bij: scootmobiels die slalommen tussen kinderwagens, toeristen die een bitterbal fotograferen alsof het een kunstwerk is, en een ober die met ware doodsverachting drie Aperol Spritz tegelijk door een windkracht 6 lavert.
De horeca in deze stad is de bloedsomloop van het centrum. Zonder die terrasjes, kroegen en borrelplanken zouden we er maar kaal bijzitten. Maar soms lijkt het alsof de stad een shot espresso teveel heeft gehad: opgefokt, overprikkeld, en net iets te luidruchtig.
Neem nou de Oude Haven – ooit een idyllisch plekje met dobberende bootjes en kwinkelerende studenten, tegenwoordig een soort mini-Terschelling op vrijdagavond. Zelfs de meeuwen dragen er oordoppen. Een raadslid dat er woont – ik noem geen namen maar ze zit in de gemeenteraad en heeft een uitstekend gehoor – pleitte onlangs voor sluitingstijden na elven. Niet onredelijk, als je weet dat sommige bewoners inmiddels met noise cancelling-koptelefoons op hun hoofd naar het toilet gaan.
Toch moeten we oppassen dat we niet in het andere uiterste schieten. Want wie de horeca snoert, smoort ook de ziel van de stad. Ja, er is overlast. Ja, de balans is zoek. Maar wat is het alternatief? Een stiltegebied waar alleen nog gefluisterd mag worden en je cappuccino met gebarentaal moet bestellen?
De oplossing ligt niet in minder horeca, maar in betere afspraken. Slimme spreiding. Niet alles propvol proppen in die paar vierkante kilometers binnenstad. Waarom zou de Maasvlakte alleen goed zijn voor containers? Gooi er een beachclub neer en je hebt meteen 200 decibel minder in de Oude Haven.
En misschien, héél misschien, kunnen horecaondernemers ook eens nadenken over hun rol. Minder herrie, meer harmonie. Geen shotjes om half vijf 's middags, maar een goeie lunchkaart met oordopjes als side dish. Dat soort dingen.
Rotterdam is geen openluchtmuseum en ook geen permanent festival. Het is een stad van en voor mensen. Die willen slapen, maar ook leven. En af en toe gewoon even op een terrasje zitten, kijken naar de chaos, en denken: tjonge jonge, wat een stad hè?