Er was eens een stad. Groot, stoer, recht-voor-z’n-raap. En die stad heette - u raadt het al - Rotterdam. De stad waar je zelfs je boodschappenkarretje een bijnaam geeft. De stad die ooit z’n kracht vond in beweging, en waar zelfs oma’s met rollators de straat op durfden. Tot de dag kwam dat de gemeente besloot: “We gaan circuleren.”
Enter: het Verkeerscirculatieplan. Een naam die klinkt alsof je er minimaal een verkeerskundige met drie masters voor moet zijn om ‘m te begrijpen. Maar in de praktijk betekent het gewoon dat je als Rotterdammer binnenkort drie keer om je wijk heen moet rijden om op de plek te komen waar je gisteren nog gewoon rechtdoor kon. Tenzij je natuurlijk 85 bent, slecht ter been en een nier-controle-afspraak hebt in het ziekenhuis. Dan mag je extra vroeg vertrekken. Zeg maar 07:00 uur om precies te zijn, voor een afspraak om 10:00 uur. Lekker circuleren.
Het doet me denken aan dat bezoekje aan m’n zus, die in een vlaag van verstandsverbijstering in Groningen was gaan wonen - "lekker rustig", zei ze, terwijl ik vijf rondjes om de stad reed op zoek naar een ingang die niet uitkwam bij een weiland vol schapen of een kringloopwinkel in een kerk. Uiteindelijk vond ik haar huisje in het centrum, verscholen achter drie bruggen, zes verkeerslichten en een man met een accordeon. Maar goed, toen was ik nog jong en dacht ik dat verdwalen een avontuur was.
Nu, jaren wijzer, draai ik me om bij het eerste bord 'Recirculatie – volg route B, nog 14 kilometer ' en rijd ik hard terug naar Rotterdam, waar ze dus óók begonnen zijn met dat soort dwaalpraktijken, maar dan met meer beton en minder logica.
Maar hé, geen paniek! Volgens de wethouder blijft “alles bereikbaar.” Je moet er alleen “iets langer over doen.” Dat klopt. En als ik een ladder tegen een flat zet, is de maan ook bereikbaar. De vraag is alleen voor wie en hoe lang je onderweg bent.
In Crooswijk sprak ik Mien. 74 jaar, nog vol in het leven, maar afhankelijk van haar scootmobiel. “Ik wil alleen maar naar de bingo, jongen,” zei ze, “maar ik kom m’n wijk niet meer uit. Ik ben geen fietspadhipster met een elektrische bakfiets.” Ze lachte zuur en liet haar 'verkeersfilter' zien: een hek met een bordje ‘autoluw’. “Autoluw?” riep ze. “Mensonwaardig, zul je bedoelen.”
En zo worden hele wijken langzaam ingericht alsof we in een futuristisch wandelparadijs leven, waarin niemand meer ouder wordt, ziek is of boodschappen voor z’n buurvrouw moet doen. Een soort SimCity, maar dan zonder ouderen, mantelzorgers of een gezonde dosis realiteitszin.
Het idee dat nu is ingediend, is een klein lichtpuntje: nulmetingen, monitoring, en het radicale idee dat je mensen betrekt bij een plan dat hen direct raakt. Wat een concept! Participatie vóór je de straat open graaft in plaats van erna. Rotterdam, daar kun je nog wat van leren.
Laten we eerlijk zijn: als het doel van het plan was om iedereen tegen een muur van onbegrip, verkeersborden en hekjes aan te laten rijden, dan is het alvast geslaagd. Maar voor de rest van de stad? Voor Mien, voor mantelzorger Kees uit Spangen, of voor de Wmo-chauffeur die nu een extra kwartier in de file staat - voelt het toch vooral als een heel duur verkeersdoolhof waar niemand om heeft gevraagd.
Dus gemeente, mocht u dit lezen: leefbaarheid begint bij bereikbaarheid. En een plan dat mensen buitensluit, hoe duurzaam het ook klinkt, is vooral... Onleefbaar Rotterdam.